Vanaf 1 maart heeft u de mogelijkheid om belastingaangifte te doen. In deze tweede blog zetten wij het tweede deel van de belangrijke aandachtspunten onder elkaar waar u op moet letten. De informatie in deze blog is voornamelijk afkomstig van de website van de Belastingdienst.
Dit is een post waarbij veel mensen vergeten inkomsten aan te geven. Inkomsten die hier onder vallen zijn bijvoorbeeld:
Financieringskosten voor een eigen woning zijn eenmalig aftrekbaar, op voorwaarde dat deze zijn gemaakt voor het verkrijgen van een eigenwoningschuld. Ook bij oversluiten van een eigenwoningschuld kan een belastingplichtige kosten maken. Bijvoorbeeld royementskosten voor het doorhalen van de oude lening om deze over te sluiten naar een nieuwe lening.
Het is belangrijk om verschil te maken tussen de kosten voor verkrijgen/verbetering/onderhoud van een woning én het verkrijgen van een geldlening om deze kosten te financieren. Van de kosten die u heeft gemaakt voor verkrijgen/verbetering/onderhoud van een woning, is alleen de rente van de desbetreffende lening aftrekbaar. Als deze kosten met eigen middelen zijn betaald, dan zijn deze kosten niet aftrekbaar. Hieronder ziet u enkele voorbeelden.
Aftrekbare kosten
*Deze kosten kunt u in aftrek brengen als sprake is van oversluiten.
Niet aftrekbare kosten
Bij een ziektewetuitkering heeft u recht op de arbeidskorting. Deze uitkering geeft u aan bij de rubriek ‘Pensioen en andere uitkeringen’. Belangrijk: geef bij ‘soort inkomsten’ aan dat het om een ‘ziektewetuitkering’ gaat, zodat in de aanslag rekening wordt gehouden met de arbeidskorting.
Als u de ziektewetuitkering onder een andere rubriek vermeldt, bijvoorbeeld bij ‘Andere uitkeringen’, dan wordt geen rekening gehouden met de arbeidskorting.
Als belastingplichtigen het hele jaar fiscaal partner zijn, dan kunt u de gemeenschappelijke inkomstenbestanddelen naar eigen inzicht verdelen tussen de 2 partners. Die inkomstenbestanddelen zijn:
Fiscaal partnerschap eindigt in beginsel wanneer men niet meer aan de voorwaarden voldoet. Op het moment dat het fiscaal partnerschap gedurende het jaar eindigt, is het mogelijk om te opteren voor “voljaarpartnerschap”. Dit kan handig zijn wanneer de belastingplichtige de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen onderling wil verdelen. Het is echter niet mogelijk om deze inkomensbestanddelen onderling te verdelen wanneer niet beide partners kiezen voor voljaarpartnerschap. Er kan zich een situatie voordoen dat u bent gescheiden in 2017. Er is dan bijvoorbeeld geen sprake van voljaarpartnerschap meer wanneer de belastingplichtige in het lopend jaar een verzoek indient tot echtscheiding bij de rechtbank en de belastingplichtige en de ex-partner niet meer op hetzelfde adres staat ingeschreven. Het fiscaal partnerschap eindigt dan op het moment dat aan beide voorwaarden wordt voldaan. Het is dus een cumulatieve voorwaarde. De wet biedt de mogelijkheid om fictief het gehele kalenderjaar fiscale partners te zijn van elkaar. In de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen moet u voor beide partners aangeven dat ze ervoor kiezen om het gehele kalenderjaar gezien te worden als fiscale partner van elkaar. Als in één van beide aangiften niet gekozen wordt voor toepassing van voljaarpartnerschap, is het niet mogelijk de bovengenoemde gemeenschappelijke inkomensbestanddelen naar eigen inzicht te verdelen.
Als u of uw partner komt te overlijden en er sprake is van een wettelijke verdeling, dan ontvangt de langstlevende echtgenoot van rechtswege de hele erfenis. De kinderen hebben een vordering op het wettelijke deel van de erfenis op de langstlevende ouder. Daardoor heeft de langstlevende ouder een schuld aan de kinderen. Pas wanneer de langstlevende ouder komt te overlijden kunnen de kinderen de vordering opeisen.
Als de vordering opeisbaar is op de peildatum, moet u dit in de aangifte van de kinderen aangeven bij bezittingen in de rubriek ‘Overige vorderingen’, ook wanneer de vorderingen op dat moment nog niet ter beschikking zijn gesteld aan de kinderen.
Een andere situatie betreft de onverdeelde nalatenschap. Op het moment dat de erfgenamen een aandeel hebben in deze nalatenschap en deze op de peildatum nog onverdeeld is, houd hier dan rekening mee in de aangifte van de erfgenamen. Iedere erfgenaam moet, ondanks dat de nalatenschap nog niet is toebedeeld, wel zijn eigen aandeel aangeven. Hierbij moet u rekening houden met het soort bezitting. Behoort bijvoorbeeld een bankrekening tot de onverdeelde boedel, geef dan uw aandeel op bij de rubriek ‘Bank- en spaarrekeningen’.
Ook kan de situatie ontstaan dat de kinderen een geldvordering hebben op de langstlevende ouder. Op het moment dat de kinderen hun vorderingen nog niet kunnen opeisen, hoeft u de waarde van de vordering nog niet te vermelden.
Het is mogelijk dat u door het overlijden erfbelasting moet betalen. Bijvoorbeeld als langstlevende echtgenoot, omdat het bedrag boven de partnervrijstelling van € 638.089 uitkomt. Wanneer de erfbelasting op de peildatum nog niet is betaald, maar wel al verschuldigd is, geeft u de verschuldigde erfbelasting aan als schuld in box 3.
Wanneer u nog vragen heeft met betrekking tot de aangifte inkomstenbelasting kunt u contact met ons opnemen. Neem ook eens een kijkje bij DEEL 1 en ons E-BOOK.
Bron: https://ffd.pleio.nl/pages/view/56520072/gaat-u-aangifte-ib-2017-doen-lees-eerst-onze-10-aandachtspunten-deel-2
Terug naar overzicht